De architectuur is niet te scheiden van het leven en de maatschappij waarin ze voorkomt. Architectuur schept de omgeving, en brengt tegelijkertijd zichzelf tot stand binnen die omgeving. Architectuur en stad zijn ondeelbaar. De discipline die architectuur en stad als werkterrein heeft, vereist groot inzicht in en aanvoelen van maatschappelijke en culturele evoluties.

Architectuuronderwijs moet bijgevolg stevig geworteld zijn in de artistieke en intellectuele cultuur. Het ‘universalis’-karakter van de universiteit biedt hiervoor een uitstekend kader. Het is immers de thuishaven van het wetenschappelijk onderzoek. Dat onderzoek voedt het onderwijs, en draagt bij tot een permanente actualisering en kwaliteitsverhoging, zowel op het vlak van ontwerp, architectuurtheorie en -geschiedenis, als op het vlak van de bouwtechniek. Niet alleen typische vakken van de architectuur, maar ook de zogenaamde hulpwetenschappen zoals filosofie, esthetica en architectuurgeschiedenis worden op de universiteit gedoceerd door specialisten in dat vakgebied.